Boter Op Ons Hoofd

Het is jammer dat deze krant de afgelopen week zo weinig aandacht heeft besteed aan de armoedetop in Rome en de benoeming van Manus van Brakel, beleidsmedewerker bij Milieudefensie, tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. De redactie had dan mogelijk het motief voor de moord op Pim Fortuyn kunnen onthullen nog voordat de algemeen directeur Borren van Novib, afgelopen zondag op Festival Mundial in Tilburg, het motief van Volkert van der G. “onbewust” onthulde met zijn opvatting dat de verkiezingsoverwinning van de LPF slecht is voor de Derde Wereld.

Op de armoedetop in Rome werd namelijk pijnlijk duidelijk dat de Westerse Overheden, door de bescherming van de eigen landbouw, schuldig zijn aan de hongersnood van zo’n 800 miljoen mensen wereldwijd. Volgens de directeur-generaal van de Wereldhandelsorganisatie (WHO) geven de geïndustrialiseerde landen jaarlijks zo’n 360 miljard dollar uit aan landbouwsubsidies. Dit is bijna VIJFTIEN KEER zoveel dan de 24,5 miljard dollar die volgens de wereldvoedselorganisatie FAO jaarlijks nodig is om in 2015 het aantal mensen in hongersnood te halveren tot 400 miljoen.

Manus van Brakel haal ik in deze erbij omdat hij als een van de eerste in Nederland de discussie omtrent handel en milieu van groot belang achtte. Bij de oprichtingsvergadering in 1994 van de WHO in Singapore was hij dan ook als vertegenwoordiger van de internationale milieubeweging aanwezig. De brug tussen armoede en milieu is hiermee geslagen, voor Volkert van der G. vormde de isolationistische opvattingen van Pim Fortuyn over o.a. Ontwikkelingssamenwerking dan ook ongetwijfeld aanleiding om hem te vermoorden. Niet het lot van honderdduizenden kippen en varkens zoals aanvankelijk werd gedacht, maar het lot van honderdmiljoenen mensen is zijn motief geweest.

Jammer is echter dat Pim Fortuyn, naast het afschaffen van landbouwsubsidies nooit zijn ideeën over hoe arme landen succesvol kunnen integreren in de wereldeconomie heeft kunnen toelichten. Ik denk dat hij zou hebben gekozen voor het ‘liberale model’ waarbij multinationals als geen ander verantwoordelijk zijn voor het naleven van de wet en het genereren van winst en daarmee zorgen voor werkgelegenheid en belastinginkomsten in ontwikkelingslanden die dit dan weer zelfstandig kunnen besteden aan onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur. Tegelijkertijd zou de westerse overheid samen met de ontwikkelingslanden moeten streven naar belastingverdragen om de vele overbodige belastingvrijstellingen en andere zinloze belastingprikkels van ontwikkelingslanden terug te dringen. Volgens het Oxfam bedraagt het inkomstenverlies van ontwikkelingslanden door onnodige belastingconcurrentie zo’n 50 miljard dollar per jaar. Dit is gelijk aan de totale jaarlijkse ontwikkelingshulp.